UITLEG
Wie door plaatsen als Deventer, Haarlem, Amsterdam of Edam loopt kan daar, verscholen van de doorgaande weg, kleine kerkjes vinden, waarop het naambord staat met als titel ‘de Vermaning’.
Zij heten ‘de Vermaning’ omdat de gelovigen, die daar samenkomen (de Doopsgezinden), in verborgenheid grote nadruk leggen op het ‘praktisch christendom’, dat wil zeggen: zij leggen de centrale nadruk op het concreet daadwerkelijk toegewijd navolgen van Jezus.
In vroeger tijden waren de gelovigen van deze verscholen kerkjes door de overheid officieel niet toegestaan (de kerk was nl. vroeger Staatskerk), maar deze Doopsgezinde gelovigen werden door de overheid gedoogd.
Ze kwamen samen in zgn. ‘schuilkerken’, dat wil zeggen: kerkjes, die vanaf de doorgaande weg niet zichtbaar waren. Zij mochten geen kerktorens of kerkklokken hebben. Klokken mochten zij niet luiden opdat mensen ‘niet misleid werden door hun vermaningen’. Het duurde tot in de 19e eeuw voordat deze kerkjes officieel werden toegestaan.
Een bijzonder detail is nog dat deze gelovigen hun gebeden niet hardop mochten uitspreken, noch hardop mochten zingen, dus zongen en spraken zij fluisterend en met zachte stem.
De dominee in deze kerk heeft een bijzondere naam: hij wordt ‘de vermaner’ genoemd.
Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat in de tekst van vandaag Johannes de Doper (een boodschapper van geloof) optreedt. Over hem wordt vandaag gezegd: ‘met deze en nog vele andere VERMANINGEN spoorde Johannes de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws’.
Johannes doet dus twee dingen: hij brengt het goede nieuws (1) en hij spreekt de mensen toe met ‘vermaningen’ (2).
Deze vermaningen kun je zien als aansporingen, iets als wat een badmeester doet, die op de zwembadrand staat en tot de zwemmers luid roept: ‘handen strekken! Benen sluiten! Rug recht!’: allemaal bars klinkende uitroepen, die bedoeld zijn om je goed te leren zwemmen.
Zo moet je dus ‘de vermaningen van deze Johannes lezen’: het zijn aansporingen om een goed mens te worden, om te willen geloven in God.
Hoe zien Johannes’ aansporingen er uit? Wat kunnen wij daar van leren? Johannes vertelt over Christus, die zal komen, die veel invloed zal hebben in de harten van mensen, die zijn koninkrijk op deze aarde wil vestigen. Dan reageren de luisterende mensen vol enthousiasme: ‘Johannes, prachtig wat jij allemaal vertelt! Dat willen wij allemaal graag geloven!
Maar wat moeten wij dan nu DOEN?’
Dan geeft Johannes een aantal ‘aanwijzingen / vermaningen’.
Tot de mensen in het algemeen zegt hij: ‘wie veel kleding heeft moet delen met wie niet heeft; wie genoeg voedsel heeft moet delen met wie niet heeft’. Kortom: mensen worden opgeroepen tot een delend bestaan.
Het gaat er in dit verhaal NIET om dat je NIET mag hebben; het gaat er om dat als je VEEL hebt je moet willen delen met wie NIET heeft. Het is een oproep tot een delend bestaan, waarin je betrekkelijk los staat t.o.v. je bezit, een leven, waarin je de nood van de mensen om je heen ziet en daarop wilt reageren.
Het is een leven, dat (in politieke zin) niet wil toestaan dat er extreme verschillen zijn tussen de have’s and te have’s nots. Ik las recent het boek ‘Why equality is better for everyone’, waarin wordt gesteld, dat die samenlevingen, waarin de welvaartsverschillen klein zijn (o.a. Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland) de meest welvarende samenlevingen zijn waarin mensen het grootste geluksgevoel uitspreken. Kortom: een delend bestaan, ook een delende samenleving, is een betere samenleving.
Johannes gaat verder met zijn aansporingen.
Tot de tollenaars (functionarissen van de vroegere belastingdienst) zegt Johannes: ‘vordert niet meer dan jullie is opgedragen’, dat wil zeggen: vraag eerlijke, redelijke belastingen. Ook hier een pleidooi voor fairness, in je werk, maar ook op politiek niveau: een pleidooi voor faire belastingdruk. Natuurlijk zit er een verschil tussen beleving en werkelijkheid.
Duidelijk is: als je de belastingdruk de mensen niet meer kunt uitleggen, dan leidt dat tot onrust en ‘eigen oplossingen’.
Johannes gaat verder met zijn aansporingen.
Tot de soldaten zegt Johannes: ‘pers de mensen niet af, laat je niet omkopen en wees betrouwbaar’. Ik denk dat dit voor zichzelf spreekt: het gaat hier over integriteit. Soldaten waren in dienst van de overheid. Hier lezen we een pleidooi voor een integere overheid. En een pleidooi voor integriteit in je werk.
Teruglezend: Johannes pleit voor ‘goed’ gedrag; gedrag, waarbij je jezelf ’s avonds recht in de spiegel kunt aankijken. Johannes zegt: slecht gedrag belemmert je om het goede in je op te nemen. Goed gedrag is goed, omdat je op die wijze ontvankelijk bent en het goede in je op kunt nemen.
Ik denk hierbij aan Augustinus. Hij zei: wie kwaad doet, doet eigenlijk twee maal kwaad: hij doet kwaad aan een ander en hij doet tevens kwaad aan zichzelf. Immers, voordat je het kwaad uitvoert, ben je er al in je hoofd mee bezig, houd je je eigen hoofd bezet met kwade gedachten en sluit je jezelf af voor het goede.
Iemand die bezig is met de vraag ‘hoe kan ik een ander een hak zetten?’ heeft geen boodschap aan de Boodschap, die schampert bij woorden als vertrouwen, liefde, aandacht, zorgzaamheid en vergeving (de kernwoorden van het geloof).
Het evangelie bestaat uit alles wat GOD DOET voor ons (ons liefde geven, ons kracht schenken, ons vergeving en aandacht geven); ONS ANTWOORD bestaat uit datgene wat wij doen als antwoord op Gods geschenk aan ons.
We bereiden ons in deze Adventsweken voor op Christus’ komst in deze wereld. Johannes’ vermaningen zijn individuele geestelijke voorbereidingswoorden met maatschappelijke implicaties.
Johannes roept ons in zijn vermaningen op om VRUCHTEN voort te brengen, die passen bij het geloof. Daarmee zegt Johannes: God staat niet te wachten op kerstbomen; God staat de wachten op vruchtbomen.
Als je het nieuws volgt, en kijkt wat er om je heen gebeurt, dan lijkt het alsof de mensen met de grote monden in de meerderheid zijn. Dan lijkt het er in deze wereld op dat de ‘menselijke’ mensen niet in de meerderheid zijn. Dat is zo en dat zal altijd wel zo blijven.
Het is precies om deze reden, dat ieder van ons wordt uitgedaagd om te behoren tot een minderheid. Zoals die schuilkerkjes: niet zichtbaar vanaf de grote weg. Maar krachtig aanwezig in verborgenheid.
Denk hier eens over na.
Ik wens u een gezegende dag.
En een hele goede week! ds. Jan Rinzema
TEKST
Johannes zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich door hem te laten dopen: ‘Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn. De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt.’
De mensen vroegen hem: ‘Johannes, wat moeten wij dan doen?’ Johannes antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft. En wie eten heeft moet hetzelfde doen.’
Er kwamen ook tollenaars, die vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Johannes zei tegen hen: ‘Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.’
Ook soldaten kwamen hem vragen: ‘En Johannes, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei Johannes: ‘Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.’
Met nog vele andere vermaningen spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws.
(Lucas 3 vers 7 – 18)
GEBED
God,
Van u wil ik leren.
Leer mij te vertrouwen op het vertrouwen, dat in mij is.
Leer mij te hopen op de hoop, die in mij is.
Leer mij te geloven in het geloof, dat in mij is.
Verander mij opdat ik geloof in verandering.
Maak mij krachtig,
Opdat ik geloof
In de kracht van één mens.
Maar mij vertrouwensvol,
Opdat ik geloof,
In het vertrouwen van één mens.
Al wat ik doe
Is mijn antwoord
Op wat u doet aan mij
Al wat ik geloof, mijn God,
Is een antwoord
Op uw geloof in mij.
Leer mij te zijn,
Een mens die tot zijn bestemming komt:
Door u,
Tot u,
In u.
Amen.